Details:

Gemeentes:

Marken:

Markestenen?

Steen bij Föbel (35.43.44)



Driemarkenpunt (35.43.44) van de marken Oele Woolderzijde, Woolde en Twekkelo. Deze steen wordt niet genoemd in het proces-verbaal der grensbepaling van de gemeente van Hengelo. Het punt is namelijk pas in 1830 definitief vastgelegd door gecommitteerden van de marken Woolde en Oele Woolderzijde1. De grens tussen Woolde en Oele Woolderzijde was in het begin van de 19e eeuw onderwerp van discussie. Al jaren lang was er ‘questie en dispuit’ geweest over in welke marke de boerderij ’n Föbel, bewoond door Albert Feubeler, ook Bernardus Welberg genoemd, nu feitelijk lag. In 1830 wordt het toch Oele Woolderzijde, nadat de richter van Delden in dat jaar een lijst uit 1749 terugvindt waarop de kotte genoemd wordt2. De tekst luidt1:

Dat ten oosten het punt zouden beginnen op de grenzen tusschen de gemeenten Lonneker en Hengelo, ongeveer in het midden van de Walkater Steen en de Egberink Steen, op dat punt alwaar eenen lijn getrokken van de hoek van de Riggelmeen tot op den Usselosche molen de voorenstaande grenzen van de gemeenten snijd en dat aldaar een Paal of steen te plaatsen zoude worden gezet en deze lijn in regte richting te vervolgen tot op den weg van Hengelo naar Haaksbergen en aldaar weder een Paal of steen te plaatsen en van deze in eene westelijke rigting op de meer beschreven Scheidingspaal aan den Oeler Beek bij het Mossegoor de scheiding van de gemeenten ambt Delden en Hengelo uitmakende.

De Riggelmeen was door de keileem in de grond een moerassig gebied. Hier ligt nu o.a. het kleigat, welke aan de noordkant precies de grens vormt. Deze hoek van de Riggelmeen lag dus (precies) op de lijn van de steen bij Föbel naar de Welbergsteen.

Het oostelijke deel van de grens is nog goed te zien op de topografische kaart uit 1935, hierboven afgebeeld, en aangegeven door de rode lijn. De paal of steen die geplaatst moet zijn bevond zich in de rode cirkel.

Verwijzingen

  1. H.W. Rensen en H.J. Ensing, Landweren en grenzen om Hengelo, Oald Hengel, (oktober 1979).
  2. H.J. Ensing, Het zuidelijk industrie terrein (VII), Oald Hengel, (februari 1978).